Vanuit de dekking bekijkt een ree het foerageergebied. Het inspecteert de omgeving grondig, soms wel een uur voordat het zal uittreden. Geruisloos is het ree vanaf zijn slaap- of herkauwplek via een vaste wissel of dwars door de dekking richting de bosrand of een andere vorm van dekking gelopen en heeft vanaf hier het open weiland of veld geobserveerd.
Als het gebied veilig is, zal het ree uittreden en foerageren, een activiteit waar reeën het merendeel van de dag mee bezig zijn, zeker in het zomerhalfjaar. Foerageren is het regelmatig en terugkerend zoeken van voedsel in een gebied. Een andere veel gebruikte term voor foerageren is laveien. Bij dominante geiten en bokken zijn de beste voedselkerngebieden binnen hun territoria en leefruimtes gelegen. Deze foerageergebieden kunnen per seizoen verschillen. Dominante reeën leggen minder afstanden af tot hun voedsel, dan verstoten reeën (zoals jaarlingbokken en smalreeën) en niet-territoriale reeën. Deze kunnen alleen foerageren waar nog ruimte is of waar de dominante reeën ze dulden. Ze leggen daardoor ook grotere afstanden af bij het foerageren.
Gedurende het jaar vindt foerageergedrag afwisselend in groepsvorm of alleen (solitair) plaats. Vanwege het beperkte voedselaanbod in de winterperiode foerageren reeën dan in sprongen. Deze sprongvorm zorgt ervoor dat reeën spaarzamer met energie omgaan en biedt ieder individueel ree in de sprong veiligheid en bescherming.