Voor veel mensen een griezelig idee maar ook verschillende soorten wormen leven in het lichaam van een ree. Het ree neemt ze op als larven bij het foerageren en de larven ontwikkelen zich tot wormen in het lijf van het ree. De meest voorkomende zijn maagwormen (Haemonchus contortus) die ongeveer 3 cm lang kunnen worden. Deze komen voor in de slijmhuid van de lebmaag.
Daarnaast zijn er wormen die naast de lebmaag in de darmen voorkomen. Het gaat hierbij o.a. om de haakworm (Bunostomum trigonocephalum) waarbij de larven via de huid binnendringen en via het hart, de longen, luchtpijp en slokdarm in de darmen terecht komen. Deze wormen leven van bloed en darmweefsel en kunnen daardoor de gezondheid van reeën ernstig aantasten. Zelfs zodanig dat ze daaraan kunnen overlijden. De dikkedarmworm (Chabertina ovina) kan vooral bij kalveren en eenjarige dieren voorkomen. Ontstekingen in de darmen die leiden tot bloedarmoede, vermagering en bloederige diarree kunnen de dood als gevolg hebben. De zweepworm (Trichuris ovis) komt ook regelmatig voor. De larven worden via het voedsel opgenomen en nestelen zich dan in de darmen waar zij zich ontwikkelen tot de volwassen worm. Reeën hebben daar over het algemeen weinig last van.
Een worm die regelmatig in het ree voorkomt, is de grote longworm (Dictyocaulus viviparus). Deze kunnen 5 tot 8 cm groot worden. Daarnaast komt ook de haarlongworm (Capreocaulus capreoli) regelmatig voor. Deze is maximaal 3,5 cm lang. Hoewel deze wormen meestal niet dodelijk zijn kunnen ze het ademhalen bemoeilijken, waardoor reeën moeten hoesten. Het besmettingsgevaar schuilt erin dat een ree de eieren van de wormen bij de ontlasting uitpoept. In de grassen ontwikkelen zich uit deze eitjes larven. Reeën in een hoge populatiedichtheid kunnen dan het “besmette gras” eten, waardoor de wormcyclus opnieuw plaatsvindt.
Een parasitaire infectie die in reeëndarmen kan voorkomen is coccidiose. Vooral de darmslijmhuid wordt aangetast en leidt tot ontstekingen. Reeën met diarree en een do"e vacht, die vermagerd zijn en lusteloos overkomen, kunnen coccidiose onder de leden hebben. Een ernstige vorm kan dodelijk zijn.
Leverbot (Fasciola hepatica) komt vooral voor in vochtige tot natte gebieden. Een volwassen leverbot ontstaat uit een tweede stadium larve in de lever en legt daar eieren. De eitjes verlaten met het boonsel het lichaam. De eitjes komen direct of via regenwater in water (sloot of plassen) terecht en daar ontwikkelt zich het 1ste stadium van larven. Deze larven kunnen met behulp van een staart zwemmen en hechten zich dan aan planten langs de waterkant. Reeën nemen bij het laveien die larven op die zich in de lever weer ontwikkelen tot de volwassen leverbot.