De voedingsstrategie van het ree en andere herkauwers is afhankelijk van hun anatomische aanpassingen en van hun lichaamsgrootte: kleinere soorten (waaronder het ree) hebben meer energie per eenheid aan lichaamsgewicht nodig dan grotere soorten en moeten dus voedsel
van hoge kwaliteit zien te verkrijgen. Het ree is een ‘concentrate selector’, letterlijk vertaald: een krachtvoerkiezer. In de volksmond ‘snoeper’ en dit kenmerk ziet u zeker terug in het foerageergedrag van het ree.
Het is een misvatting dat het ree een echte gras- of ruigte-eter is, zoals het schaap en de koe. Het totale voedsel van het ree bestaat slechts voor 2% uit grassen. Grassen bevatten voor het ree slecht verteerbare vezels (meer houtachtige structuur van celwanden).
Alleen in het vroege voorjaar is jong gras een klein onderdeel van het dieet van reeën. Het bevat dan relatief weinig vezels en is hierdoor iets beter te verteren. Grassen vormen in die periode
juist een aanvulling op het dieet, omdat de kruidachtige planten nog niet ontwikkeld zijn. In het algemeen geldt dat de vezelinhoud van plantencellen het laagst is in het groeiseizoen (lente
en zomer) en toeneemt richting de herfst en de winter.