De zomerdos van het ree valt op door de kenmerkende glanzende roodbruine kleur. Er zijn variaties van meer geelachtig bruin via bleek roodbruin tot donker roodbruin en sommige reeën ogen zelfs heel donkerbruin. Die kleurverschillen vallen op vooral wanneer de reeën in een groep (sprong) bij elkaar lopen. De huid is in de zomer dikker dan tijdens de winter terwijl het haarkleed veel dunner is dan in de winter (de zomerharen zijn korter). Waarschijnlijk geeft die dikkere huid een betere bescherming tegen verwondingen wanneer de reeën zich door dicht struikgewas zoals bramen voortbewegen. Daarnaast beschermt een dikke huid tegen uitdroging. Een dikke huid met een vetlaag geeft ook meer bescherming tegen de kou, met name tijdens koude voorjaars- of zomeravonden. In de loop van de zomer wordt de kleur van de zomerdos wat bleker door de inwerking van zonlicht en wat valer door slijtage van de haarpunten. In de haarpunten zit pigment dat het ree beschermt tegen de inwerking van ultraviolette straling.
De herfst is een seizoen dat de natuur kenmerkt met korter daglicht, paddenstoelen, eikels, kastanjes, noten en andere vruchten en het prachtige kleurenpalet aan herfstbladeren. De herfst is ook het seizoen waarin het ree zich voorbereidt op de schaarste en kou van de aanstaande winter periode. De belangrijkste voorbereiding op de aanstaande wintermaanden is de vachtwissel bij het ree. Hierbij wisselt het ree van de roodbruine zomervacht (zomerdos) naar de grijsbruine wintervacht die ongeveer twee keer zo dik is. Dit proces kost veel energie. Korter daglicht en de dalende temperatuur triggeren de hormonale processen die leiden tot verharing.
De zomervacht is qua kleur (roodbruin valt veel meer op in de grijs-grauwe winteromgeving dan grijsbruin) en isolatie niet geschikt voor de wintermaanden. De wintervacht is een stuk dikker dan de zomervacht en bestaat uit verschillende lagen waarin dekharen en wollige onderharen aanwezig zijn. De dekharen zijn hol. Ze bestaan uit lange en stugge haren en uit haren die aan de top een kleine, bijna onzichtbare, verdikking hebben. Beide dekhaarsoorten bevatten geen pigment meer, maar zijn gevuld met lucht die natuurlijk voor extra warmte-isolatie zorgt. De onderharen zijn juist veel zachter en hebben een gekrulde vorm. Hierdoor houden ze eveneens lucht vast en zorgen daarmee voor extra isolatie. Opvallend is daarbij dat de huid, dus niet de beharing, in de winter juist dunner is dan in de zomer. Daarnaast hebben de reeën een onderhuidse vetlaag gevormd die ook isoleert.
De kleur van de wintervacht varieert van licht tot donker bruingrijs. Aan het einde van de winter wordt de kleur van de wintervacht wat doffer en door het afbreken van de haarpunten neemt de bruine kleur wat meer toe.