Het ree zoekt heel specifiek naar voedsel met een hoog gehalte aan oplosbare voedzame sto!en (koolhydraten en ruwe eiwitten). Daarnaast zoekt het voedsel met een lage concentratie aan vezels. Voorbeelden van deze vezels zijn in het bijzonder lignine (houtstof) en cellulose en in minder mate pectine. Deze vezels zijn aanwezig in plantaardige celwanden. Deze selectie vindt met name plaats in de kruidenlaag tussen grassen, maar ook op schofthoogte (75 cm). Reeën staan zelfs regelmatig op hun achterste poten om aan jonge scheuten en uitlopers van bomen en hoge struiken te knabbelen.