Reeën staan bekend als solitair (alleen) levende dieren. Reeën vormen geen roedels zoals edelherten en damherten. In dat opzicht heeft het ree veel meer weg van de eland, dat in gedrag en vanuit sociaal oogpunt eveneens een solitair levend dier is. Daarnaast is een eland qua eetgedrag ook een snoeper (browser).
In het late najaar en de winter gaan de reeën op zoek naar voedselrijke plekken en vormen dan groepen. Deze groepen reeën heten ‘reeënsprongen’. Een oudere en ervaren geit met kalveren heeft de leiding, maar is niet in staat om een sprong altijd bij elkaar te houden. Het zijn
noodgemeenschappen waarbij gezinssprongen van geiten met kalveren en smalreeën zich bij elkaar aansluiten tot een familiesprong. Meestal voegen zich daar dan ook één of meerdere bokken bij. Vanaf het einde van de bronst en het begin van de winter is de hormoonspiegel en testosteronconcentratie bij de bokken sterk verlaagd en zijn ze veel toleranter naar elkaar. Ook hebben de bokken dan hun gewei afgeworpen en begint de groei van het nieuwe gewei. In deze periode verlaten de territoriumhouders regelmatig hun territoria en verdedigen
de grenzen niet meer tegen andere bokken. Hierdoor voorkomen ze dat ze in de winter nodeloos energie verliezen.
Bokken kunnen ook een sprong vormen en het is geen zeldzaamheid om in de winter vijf of
zes of zelfs meer bokken bij elkaar te zien lopen. Om energie te sparen en vanwege de grotere veiligheid die een sprong biedt, tolereren de bokken elkaar. Sprongen zijn echter geen hechte en stabiele gemeenschappen.