Reeën hoeven nauwelijks te drinken en verkrijgen hun benodigde vocht (water) uit het voedsel. Alleen tijdens warme en droge voorjaar- en zomerperiodes drinken reeën af en toe uit poelen, sloten of beekjes. En tijdens foerageertochten in de vroege zomerochtenden krijgen ze vocht binnen dat dan als dauw op planten zit.