Een ree heeft in beide kaakhelften zes kiezen, nl. drie premolaren (P1, P2 en P3) en drie molaren (M1, M2 en M3). De premolaren zijn na ongeveer dertien maanden gewisseld. De derde premolaar (P3) met drie wortels wordt gewisseld voor een kies met twee wortels. Is dit laatste het geval, dan is het dier ouder dan dertien maanden.
Het ree is een herbivoor, een planteneter. Zijn gebit is geschikt om de vezels van dat plantaardige voedsel kapot te kauwen. Dat doet het bij het foerageren en later bij het herkauwen. Het herkauwen is noodzakelijk om het opgenomen voedsel dusdanig fijn te kauwen dat het darmstelsel de voedingsstoffen kan opnemen. Dat kauwen gebeurt door de boven- en onderkaak horizontaal langs elkaar te bewegen waardoor het voedsel als het ware wordt gemalen.
De tanden zitten alleen in de onderkaak. Het ree kan het voedsel niet helemaal doorbijten en moet het laatste stukje afrukken. De kiezen hebben een sterk geplooid kauwvlak, waarmee het ree zijn voedsel goed kan fijnmalen. Bij dat malen slijten de kiezen en raken de plooien steeds vlakker naarmate het ree op leeftijd komt. Op een gegeven moment raken de kiezen zo vlak, dat het ree zijn voedsel niet goed meer kan fijn maken. Daardoor kunnen de darmen de voedingsstoffen ook niet goed meer opnemen. Dat betekent dat een ree zo uiteindelijk gaat verhongeren. Een ree van tien jaar laat vaak al een sterk versleten gebit zien en het zal dan ook niet veel ouder worden.