Met deze kenmerken is het verschil tussen een jong en een oud dier goed te zien, het exact bepalen van de leeftijd niet.
’s Zomers zijn de reeën roodbruin tot oranje gekleurd en in de winter zijn ze grijsbruin. Wel kunnen er allerlei variaties in kleur optreden, zelfs in hetzelfde terrein zie je kleurverschillen tussen de reeën. Plaatselijk komen zwarte reeën voor. Bij zwarte reeën gaat het om een mutatie in de erfelijke factoren waardoor het zwarte pigment overheerst. Reeën kunnen ook witte vlekken in de vacht hebben. Albino reeën bestaan ook, waarbij het pigment plaatselijk of geheel ontbreekt. Maar dat zijn zeldzaamheden.
Tussen de verschillende leeftijdsklassen zijn duidelijk verschillen waar te nemen. De kalveren staan de eerste weken op relatief lange poten, lopen de eerste dagen nog wat onbeholpen, zijn
bruinwit gevlekt en de kop vertoont ‘kinderlijke’ trekjes. Door dat gevlekte patroon zijn de
kalveren goed gecamoufleerd en bijna niet zichtbaar, wanneer zij liggen te rusten tussen
struiken en bladeren. Zelfs in het weiland is een liggend reekalf bijna onzichtbaar.
Het camouflagepatroon verandert redelijk snel. Na een paar maanden vervagen de
vlekken en krijgt het kalf dezelfde roodbruine vacht als de geit. Ook de poten zijn dan qua
lengte beter aangepast aan het lijf.