Zodra een territoriale bok vanaf eind februari een territorium heeft ingenomen, maakt hij dagelijks vele inspectierondes langs de grenzen van zijn territorium. Maar de grenzen en de kern van het territorium worden vanaf het vroege voorjaar ook zichtbaar en onzichtbaar aangegeven. De territoriale reebok brengt duidelijk zichtbare markeringen aan zoals veegbomen en krabplaatsen. Veegbomen zijn nog soepele jonge bomen en struiken met stammen en takken die gemakkelijk tussen het gewei passen en waarmee de reebok een deel van de bast met zijn gewei wegschuurt. In het vroege voorjaar veegt hij het bastgewei (zie verder in Hoofdstuk 6 Het gewei) en zet hij vanaf dat moment al geurvlaggen uit. Geurvlaggen zijn onzichtbare markeringen. Het zijn specifieke geurstoffen die bestaan uit geurstof en talg. Speciale klieren op speciale plaatsen in de huid van de reebok produceren de stoffen voor de geurvlaggen. Deze klieren ontwikkelen zich in het vroege voorjaar in aantal en in productiecapaciteit. Dat is de tijd dat hun functionaliteit (namelijk het produceren van geurvlaggen om het territorium af te bakenen) nodig is. Op het moment dat de noodzaak tot de productie van deze geurvlaggen door de (territoriale) reebok niet meer nodig is, neemt het aantal geur klieren en de productie van geurstoffen weer af. De speciale plaatsen waar de geurklieren zijn gelegen zijn: in de verdikking op het midden van het voorhoofd, in de huid rondom het begin van het gewei (rozenstokken en rozen) en rond de ogen en de nek.
De reebok markeert de grenzen van het territorium in het voorjaar tot begin juni iedere dag actief. Hij veegt met zijn gewei tegen dunne takken en stammetjes. Ook zet de reebok geurstoffen af tegen de vegetatie tijdens het lopen in de dekking. Deze geurstoffen zijn afkomstig van de klier die zich aan de zijkant van de achterlopers bevindt. Deze klier is zowel bij reegeiten als reebokken aanwezig. Echter, de functionaliteit van deze klier is bij reegeiten het gehele jaar door aanwezig en bij reebokken alleen in het zomerhalfjaar.
Tenslotte krabt de reebok met de voorlopers op verschillende plaatsen in het territorium. Hierdoor ontstaan krabplaatsen met een geurvlag. In de regel vegen en krabben jonge bokken (2-3 jaar) vaker dan oudere bokken en neemt dat vegen toe wanneer deze jonge bokken onderling een territorium beconcurreren. Na begin juni neemt de intensiteit van het markeren duidelijk af. De bokken accepteren elkaars territoria en de territoriale bok gaat zich voorbereiden op de bronst. Het agressief gedrag tegen een indringer en een concurrent voor de bronst wordt vanaf medio juni juist heftiger.
De territoriale bok laat geen andere bokken toe tot zijn territorium, ook geen jonge 2- tot 3-jarige bokken. Als andere bokken een territorium van een territoriale bok betreden, jaagt de territoriale bok ze vrijwel onmiddellijk weg. Al dan niet door middel van een gevecht. Jonge bokken zwerven, als jaarling, tussen de verschillende territoria van territoriale bokken en zijn dan vaak op steeds verschillende plaatsen te zien. Hebben ze een vaste plek gevonden, dan zijn dit vaak marginale gebieden met geringe dekking en een minder optimaal voedselaanbod. De territoriale bok wil nog wel de niet-dominante en zwakkere jaarlingen accepteren. Dit komt echter maar sporadisch voor en is afhankelijk van de tolerantie van de territoriale bok. Vaak duurt deze acceptatie in het territorium tot de bronst. Als blijkt dat een jaarling zich toch dominant gaat gedragen en in de voorbronst actief achter geiten gaat drijven, verdrijft de territoriale bok de jaarling direct uit zijn territorium (Kurt, Stubbe).
In tegenstelling tot bovenstaande kan de territoriale bok op oudere leeftijd een andere bok wel accepteren in zijn territorium. Al zullen beide bokken elkaar nooit opzoeken en eerder mijden. Een oude bok behoudt zijn eigen territorium, maar neemt genoegen met een kleinere plek met goed voedselaanbod en staat toe dat die andere bok binnen zijn territorium leeft. Dat territorium wordt ook niet betwist door de ‘onderhuurder’ omdat de oude bok nog altijd dominant is. Deze oude bok heeft geen ambitie meer om zijn territorium te verdedigen, maar kan nog wel deelnemen aan de bronst. Bij hoge dichtheden kunnen zelfs meer jonge niet-territoriale bokken ‘onderdak’ vinden in zo’n territorium (Kurt en empirische waarnemingen van diverse reeënkenners).