Reeën besteden iedere dag een flink deel van hun tijd aan het verzorgen van hun vacht. Het doel van deze verzorging is het verwijderen van parasieten en het schoonhouden van de vacht. Als hulpmiddelen voor deze verzorging gebruiken reeën hun achterpoten (lopers), hun tong en de bokken kunnen in een groot deel van het jaar ook nog hun gewei gebruiken. Tevens kan een boom dienen als schuurpaal.
‘Jong geleerd is oud gedaan’ is een toepasselijk spreekwoord voor de verzorging van reeën: ook een kalf houdt zich al bezig met het krabben op plaatsen waar het jeuk heeft. Reeën worden- zeker in het zomerhalfjaar- belaagd door vele soorten insecten. Deze insecten en ook, indien van toepassing hun eieren/larven, verankeren zich in de vacht van het ree en kunnen irriterend zijn voor het ree. Ook een kalf ontkomt daar niet aan.
Voordat het ree start met een nieuwe poets- of krabbeurt zekert (controleren) het meestal eerst of de omgeving rustig en veilig is. Vooral de larven van de oogstmijt, ook wel augustusmijt genoemd, kunnen veel jeuk veroorzaken op de plekken waar ze van de huid gegeten hebben, diep in de vacht onder de haren.
Opmerkelijk is het hoe gemakkelijk reeën soms lastige plekjes kunnen bereiken tijdens het poetsen. Reeën nemen voor deze poetsbeurten dan ook genoeg tijd. Per dag besteden ze ongeveer 2 uur aan verzorging, al gaat dat vaak samen met verplaatsen, foerageren en rusten.
Ook wanneer het kalf ongeveer acht maanden oud is, blijft er een nauwe band tussen geit en kalf. Deze band uit zich bijvoorbeeld in het wederzijds likken en poetsen. Moeder en dochter doen dit niet alleen voor het onderlinge sociale contact, maar ook om bij elkaar de vacht te verzorgen.
De bok gebruikt ook graag het gewei om te kunnen krabben. De reebokken proberen daarmee vooral teken, maar ook andere insecten te verwijderen. Deze bok combineerde afwisselend het krabben met zijn gewei, met het likken van zijn achterloper Vooral in het voorjaar, wanneer de wintervacht gaat wisselen voor de zomervacht, zijn reeën vaak bezig met poetsen om de loszittende en jeukende haren van de oude wintervacht weg te poetsen. Maar ook worden in deze periode teken, bloedzuigende reeënluis, hertenluisvliegen en dazen actief.
En dan kan een bek vol haren komen te zitten, om die vervolgens weer kwijt te moeten. Bij het poetsen kunnen reeën bijna overal komen. Dankzij hun buigzame ruggengraat en vooral hun soepele nek kunnen reeën hun spiegel aan het einde van de romp net bereiken. Vooral horzels kunnen veel overlast bezorgen wanneer ze hun eieren willen afzetten. Zeker als de uitgekomen larven zich door de huid boren en onder de huid verder groeien. Dan is het handig om daar bij te kunnen.