De neus is het best ontwikkelde zintuig van het ree. In het bovenste gedeelte van de neusholte ligt het reukvermogen verankerd.
Al bij de geboorte van de reekalveren is het reukvermogen vrijwel volledig ontwikkeld. Het kalf prent de geur van de geit in en vice versa voor elkaars herkenning. Reeën herkennen soortgenoten en indringers in het territorium door de geurstoffen die zij afscheiden.
Tijdens het foerageren staat de geit altijd strategisch ten opzichte van haar kalveren, zodat de kalveren de geit steeds kunnen ruiken. Daarnaast is de eetbaarheid van planten ook grotendeels gekoppeld aan de specifieke geur die het ree herkent. Het ree kan natuurlijke vijanden en de mens op grote afstanden waarnemen. Als de wind voor het ree gunstig staat, kan het een mens of dier al op 400 meter afstand waarnemen. Tenslotte speelt het reukvermogen een belangrijke rol bij de instandhouding van territoria en bij de voortplanting. Reebokken besnuffelen in de bronstperiode reegeiten om vast te stellen of ze vruchtbaar zijn. Dit heet flemen.
Het ree heeft een grote neus en in de bovenkant van deze neusholte bevinden zich vochtige neusslijmvliezen met daarin geïntegreerd het reukvermogen. Tijdens de groei van de reekalveren gaat de schedel een steeds meer langwerpige, gestrekte vorm aannemen. Hierdoor ontstaat een vergroting van het reukvermogen: de neusholte wordt groter in volume en het neus- en reukslijmvlies wordt groter in oppervlakte.
De epitheelcellaag (buitenste cellaag) van het reukslijmvlies bevat veel vocht. In dit vocht worden de geurstoffen - aerosolen en gassen - uit de ingeademde lucht opgelost. Vervolgens binden deze stoffen zich aan specifieke reukreceptoren. Iedere geurstof heeft dus zijn eigen unieke reukreceptor in de neus van het ree. Bij onraad en als de lucht vrij droog is, likt het ree zijn neus vochtig. Hierdoor kan de vochtige neus van het ree meer geurstoffen uit de in te ademen lucht opnemen en die analyseren.
De reukreceptoren (het zogenaamde ‘olfactorische systeem’) zijn gelegen op de buitenkant van de zintuigcellen. Deze zintuigcellen zijn eveneens gelegen in de epitheelcellaag van het reukslijmvlies. De zintuigcellen met reukreceptoren zetten een specifiek geursignaal om in een zenuwimpuls die via zenuwcellen in speciale delen van de hersenen wordt verwerkt. Uiteindelijk associeert het ree het signaal met een specifieke geur en dus met wel of geen gevaar. Deze zintuigcellen met reukreceptoren zijn in grote hoeveelheden aanwezig in het neusslijmvlies van het ree. De totale oppervlakte van het reukslijmvlies in de neus van een volwassen ree bedraagt ongeveer 90 cm2. Bij de mens is dit oppervlak slechts 5 cm2 en een middelgrote hond heeft een reukoppervlak van ongeveer 80 cm2.