Het ree laat meer sporen achter dan alleen zijn prenten. Nadat het gewei volgroeid is en de bast gaat jeuken, veegt de reebok de bast van zijn gewei. Hij ‘schuurt’ zijn gewei langs jonge boompjes waardoor de bast los laat van het gewei. Daarbij beschadigt de reebok de bast van die boompjes vaak behoorlijk. Ook hier komt geur bij vrij. Pasgeveegde ‘veegbomen’ vallen op voor mens en dier. Bij het bepalen van de grenzen van zijn territorium veegt de bok ook met zijn gewei tegen boompjes. Omdat op het voorhoofd vlak voor het gewei een geurklier zit, wordt door dat vegen een geurstof afgezet tegen dat boompje: een geurvlag. Ook vegen ze met de wang tegen bomen en takken omdat ook daar een geurklier zit. Daarnaast zet een ree een andere geurvlag af door met zijn lopers in de bodem te krabben. Ook tussen de hoefjes zitten geurklieren. Met dat krabben ontstaan de zgn. krabplaatsen. Andere krabplaatsen verraden zijn aanwezigheid en die staan los van het afzetten van een geurvlag.