Bij het bepalen van de grenzen van zijn territorium veegt de bok ook met zijn gewei tegen boompjes. Omdat op het voorhoofd vlak voor het gewei een geurklier zit, wordt door dat vegen een geurstof afgezet tegen dat boompje: een geurvlag. Ook vegen ze met de wang tegen bomen en takken omdat ook daar een geurklier zit. Daarnaast zet een ree een andere geurvlag af door met zijn lopers in de bodem te krabben. Ook tussen de hoe#es zitten geurklieren. Met dat krabben ontstaan de zgn. krabplaatsen.