Door hun gedrag en leefwijze laten reeën allerlei sporen na. Soms met als doel om hun territorium af te bakenen, soms simpelweg door hun leefwijze. Als ze lopen laten ze bijvoorbeeld altijd hoefafdrukjes achter; ook al zien wij ze niet.

Prenten

Die hoefafdrukjes noemen we prenten. Tijdens een boswandeling is de kans groot om op het pad prenten te zien. Want reeën volgen graag langgerekte landschapselementen zoals bosranden, beekjes en zandpaden. Op foto 1 zijn de prenten te zien van ree, damhert, edelhert en wildzwijn.

Krab- en veegplekken

Om hun territorium te markeren, krabben reeën de grond open. Zulke krabplekken zijn meestal niet groter dan tien bij tien centimeter en een centimeter of vijf diep. Het zijn zichtbare markeringen; net zoals de witte stammetjes van boompjes waar de bast van is afgeveegd. Met de geurklieren tussen de hoefjes van de achterpoten en rondom de basis van het gewei geven ze krab- en veegplekken ook nog een persoonlijk tintje.

Snoeien

Dat ze in een bepaald gebied aanwezig zijn, laten reeën en herten zien door hun ‘snoeiwerkzaamheden’. Wie zijn ogen een beetje de kost geeft, ziet in het bos geregeld beuken, eiken en hulst in bonsai-vorm. Als de boompjes nog laag zijn, worden de knoppen en jonge blaadjes door de reeën gegeten. Zo’n boompje groeit daardoor alleen maar in de breedte en lijkt op een struik, totdat het ree niet meer bij de takjes in het midden kan. Dan schieten verschillende scheuten omhoog en ontsnappen zo aan de vraatzucht van het ree. De boom kan nu doorgroeien.

Nog meer sporen

Reeën verraden hun aanwezigheid ook door het achterlaten van uitwerpselen (boonsel), plukken haar aan prikkeldraad, afgeworpen geweitjes, wissels en vraatsporen. Deze dingen zijn wat minder makkelijk te vinden; maar ze zijn er wel. Dus goed zoeken.